De reacties op dit boek waren een mooie aanleiding dit boek weer te bekijken. Ik las het eind januari 2009, in de kerstvakantie daarvoor was in naar New York geweest. ‘Ik deed maar’ is een zin die deze dagen vaak door mijn hoofd schiet, dan weer dit, dan weer daar naar toe – je dacht er toch nooit aan dat dit eens zou ophouden?
Lang geleden las ik de boeken van Chaim Potok, boeken die de levens van jonge opgroeiende jongens in het Joodse orthodoxe milieu van vlak na de 2 Wereldoorlog in New York beschrijven. Ik vond die boeken toen erg mooi (geen idee wat ik er nu van zou denken) en herinner me nog dat ik dit met een feministe besprak die alleen nog maar boeken wilde lezen die door vrouwen waren geschreven en die over vrouwen gingen. (ja… ook toen al, deze nauwe blik die niet over inhoud gaat. Maar dat is een andere discussie) Maar ze las wel Chaim Potok, over jongens dus. We concludeerden dat deze boeken met zoveel liefde het leven daar beschreven en dat ze daarom zo mooi waren.
Met de boeken van Chaim Potok en Philip Roth in mijn gedachten logeerde ik in een orthodox Joods hotel in “the Lower Eastside’. Het is de buurt waar de straten namen hebben (i.p.v. nummers), hij ligt vlak bij de aankomstpier waar de immigranten na ‘goedkeuring’ de nieuwe wereld binnen stapten. Het hotel, de eigenaar met zijn gezin en de mensen die er rondliepen, werkten, rondhingen (?) leken allen hoofdpersonen uit die boeken.
In de straat stonden een authentiek Italiaans en een Joods huis, ingericht zoals deze aan het begin van de vorige eeuw door de immigranten bewoond werden. het was die Kerstvakantie ijzig koud en ik kreeg van het hotel een toegangskaartje voor het fitness centrum om de hoek: aan de Williamsboulevard. Daar stond ik op de lopende band met uitzicht op de Williamsbrug. Het was even of ik er woonde…….
Maar hier het boek:
‘Erfgenaam van een glinsterende wereld’
‘We zakten nog dieper in de wildernis….de jongens in oorlog, ondergoed ongewassen, pannen die overkoken. Mitwisser die achter een gesloten deur liep te ijsberen, zijn vrouw paniekerig in haar bed. Waltraut ongewassen die steeds moeilijker werd. Soms verviel ze in ontroostbaar gehuil. Als ik op de ene plek orde schiep, sijpelde het verval al op een ander plaats naar binnen. Ik, de vreemdeling, was alles wat ons van de laatste stadia van de anarchie afhield – ik was een verborgen motor van overleven geworden.’ ( Rose)
Rose Meadows, een wees die een plek nodig heeft om te wonen en te werken, gaat via een krantenadvertentie wonen bij de familie Mitwisser, Duitse Joden die in 1933 alles wat ze hadden op de vlucht moesten achterlaten. In hun nieuwe vaderland worden ze als ‘parasieten’ beschouwd. Rudolf Mitwisser is een onderzoeker van oude Joodse teksten, hij sluit zich voornamelijk op in zijn kamer, hij heeft weinig contact met de rest van de familie of met de realiteit van het dagelijks leven. In Europa werd hij als een grote geleerde beschouwd, in de VS vindt men zijn onderzoeken van weinig belang. Zijn vrouw Elsa is een natuurkundige die in Berlijn samenwerkte met een geleerde die kort na haar vertrek de Nobelprijs ontving (dit is trouwens ook het onderwerp van: ‘In een roes van helderheid’ – Helga Konigsdorf). Ze is radeloos dat haar gezin nu afhankelijk is van anderen, ze is mentaal onevenwichtig en ook zij sluit zich op in haar kamer. Het gezin bestaat uit vijf kinderen, Anneliese, het oudste meisje zorgt voor haar 3 jongere broers en de zeer behoeftige 3 jarige Waltraut.
Maar ze hebben ook geluk, het gezin is ‘geadopteerd’ door James A’Bair (een karakter gebaseerd op de zoon van A.A.Milne, de schrijver van Winnieh the Pooh). Deze James ontvangt nog steeds geld van verkoop van de boeken van zijn vader en hij voelt zich aangetrokken tot een huiselijk leven dat totaal anders is dan wat hij heeft gekend. Hij stuurt periodiek geld en cadeautjes voor de kinderen. Deze James, werd ‘ een berenjongen’ toen hij 5 jaar was en heeft door zijn publieke figuur nooit een eigen identiteit kunnen ontwikkelen. Rose heeft een moeder die loog o.m. over de dood van haar man.
James, die de ‘berenjongen’ werd toen hij 5 jaar was heeft omdat hij een publieke figuur was nooit zijn identiteit kunnen ontwikkelen, Rose heeft een moeder die loog over de dood van haar vader.
De Mitwissers hebben ontdekt dat hun wereld voor altijd is veranderd, maar noch de vader, noch de moeder is bereid zich aan te passen.
Het boek is gericht op de karakters en het thema, in plaats van op een plot (dat is er ook niet). De schrijfster schept een intense wereld waarin elke persoon de vervulling van zijn of haar dromen zoekt, die aan de horizon glinsteren als vuurvliegjes, het is een kwetsbare hoop die kan sterven voordat ze tot bloei komt.
Het zijn allemaal ongewone personages, met ironie beschreven – op zo’n manier dat hun verhalen belangrijk worden.
Ik had over het boek in de krant gelezen en in New York gekocht (het is niet in het Nederlands vertaald). Toen ik een maand later elke dag met de trein en de bus moest reizen lag het boven op een stapel nog te lezen boeken dus ging het mee onder het mom van ‘als ik maar iets te lezen heb ……’
Zo gaat dat met boeken en zo gaat dat met mij.
En ik ben er nog niet uit: ‘Heir to a glimmering world’: die wereld waar ieder naar toe ging was dus niet zo glimmering. Daar denk ik nog even over door.
Ha Marga,
Dat wordt weer een boeiende reis, die we allemaal zonder besmettingsgevaar kunnen volgen. Heel fijn.
De roman heb ik inmiddels tweede hands in een Nederlandse vertaling besteld. De titel is: Erfgenamen van een glinsterende wereld. Vertaald door Rob Kuitenbrouwer.
En nog even over Het Lam Gods. Je weet misschien dat Van Eyck de ogen van Het Lam als mensenogen recht naar voren in de kop had geschilderd. Bij een restauratie een eeuw later vond men dat anatomisch niet correct en maakte er “lamsogen” van. En bij deze restauratie zijn we weer terug bij Van Eyck en kijken de ogen ons indringend aan.
Liefs en ik volg je op de voet.
Dinie
LikeLike
Dag Dinie, wat leuk dat je het boek gaat lezen. Ik ben benieuwd naar je ervaringen, ik heb nav je mail wat recensies gelezen, en het is een ander boek dan dat in mijn herinnering: nog wel boeiend maar troosteloos, zonder hoop. Tijd!!!…. dan ga ik het nog een keer lezen. Tja de ogen, wat een prachtig werk was he? Zijn ‘die ogen’ niet per ongeluk bij een restauratie ontdekt? En wat was / is het toch heerlijk dat we dit mogen zien. Nou, laat ons hopen dat die tijd weer komt. liefs, Marga
LikeLike
Bedankt lieve Marga. Weer even wat anders om daar aandacht aan te geven. Het inspireer mij om weer eens andere boeken te lezen en er over na te denken. Bedankt dat je weer bent begonnen met je blog. Groeten Ria
LikeLike
Groetjes terug Ria, hoop je snel weer eens te zien. (ik kom lekker fietsen zodra het weer dit toelaat)
LikeLike