We zijn in Zentsju de plaats waar Kobo Daishi geboren is. Het is duidelijk een belangrijke plaats hier op het eiland en op de 88 henro. Ik heb vorige keer alles uitgebreid bekeken en ga daarom vandaag naar 3 bekkaku tempels. En ik ga met de trein. Een raar idee, met de trein ‘op tocht’ naar de tempels. Maar ze liggen zo ver uit elkaar dat je er soms dagen voor moet omlopen. Dus dan maar met de trein.
2 Liggen op het zelfde traject, ik moet er alleen halverwege voor overstappen van een trein op een 1-car trein (die trein bestaat uit 1 wagon) en deze gaat eens in de drie uur. Van mijn plan met de verste te beginnen en vanaf de dichtst bijzijnde terug te lopen komt dus niets terecht. Het is een dag geworden van wachtkamers, treinen, tempels en ook nog een kabelbaan.

Als eerste ga ik naar tempel Kaiganji nr 18. Deze wordt net als de hoofdtempel Zentsuji, als plaats genoemd waar hij geboren is. Deze ligt aan zee (de andere staat 12 km verderop in de stad).

Dan volgt tempel 17, Kannonji.

Hiervoor moet ik een half uur lopen vanaf het stationnetje.

Tempel 17 is heel eenvoudig. Als ik het terrein oploop is de vrouw van de stempels juist de toiletten aan het schoonmaken. Ze loopt met me mee en ik mag het allerheiligste zien. Dan vraagt ze mijn stempelboek en gebaart me ondertussen naar een kleine heuvel waar een beeld van Kobo Daishi opstaat.


De tempel ligt aan een prachtig meer. Dit is een groot waterreservoir, gebouwd op instructies van Kukai. (hij dacht werkelijk aan alles…) Als dank hiervoor liet de toenmalige keizer deze tempel bouwen. Omdat mijn trein pas over 2 uur vertrekt heb ik nog tijd om hier langs te lopen.

Terug in de trein zit ik er, op een man na, lange tijd alleen in. De reis gaat nu door lange tunnels en steil omhoog. Hiervoor rijdt de trein ‘heen en weer’. Een stukje heen, de machinist sluit zijn cabine af en loopt door de trein naar achteren, gaat daar zitten en rijdt langs een andere rails een stuk omhoog. En loopt dan weer naar het andere eind van de trein. Ondertussen is een groepje wandelaars ingestapt.

En tenslotte tempel 15, Hashkurasi. Vertaald is dit de tempel van de eetstokjes…. Het is ook het allerheiligste van de Konpira schrijn. (De belangrijkste Shinto schrijn hier op het eiland) Hier heeft de Konpira kami aan Kukai gezworen dat alle mensen gered zullen worden. Een duidelijk teken van de Shinto ‘overgave’ aan het Boeddhisme. Deze tempel ligt boven op een berg. Omdat er nog maar 1 trein over 3 uur (weliswaar) terug gaat, ga ik niet lopend naar boven en weer terug maar neem de kabelbaan. Stel dat ik verdwaal daar op die berg en de trein mis.


‘En dan wordt je geraakt.’ Het hele complex is van hout en ligt tussen de herfstbomen boven op de berg in het gouden licht van de na-middagzon. Het is er prachtig!





In het donker vertrekt het wagonnetje weer voor de terugreis met weer dezelfde machinist die weer heen en weer moet lopen en weer dezelfde man. Later stapt er weer een groep wandelaars in.

Ik Kotohira stap ik over op een ‘gewone trein’. Ik lever mijn kaartje in bij de uitgang van het station. Op dit kaartje, dat je bij het instappen uit de automaat trekt, staat het nummer van de plaats waar je bent in gestapt, zo weet de controleur hoeveel je moet betalen. Daarna heb ik nog tijd voor een beker koffie van de Seven Eleven (mijn tweede pas die dag), ik koop nu een kaartje voor de volgende trein en als ik zoekend rondkijk naar een bord waarop het perron staat, steekt de kaartjes controleur alweer lachend 3 vingers omhoog: perron 3 dus.
Om 6 uur loop ik door een donker (en koud) Zentsuji naar het hotel.