Een dag in Allahabad

Allahabad ligt op een belangrijke strategische plaats en was de hoofdstad tijdens de regering van de moslims en die van de Engelsen. Uit die tijd stamt nog het Fort. Dit heeft men laten verwaarlozen. De belangrijkste voorwerpen zijn naar musea verhuisd en wat rest is een enorme dikke muur.

Je kunt in Allahabad een Heritage walk wandelen en ik heb er een stukje van gedaan. Ik liep langs

de All Saints Cathedral (waar ik helaas niet in kon) en ik maakte een wandeling door het prachtige Alfredpark (en wie was Alfred?), waarin het Victoria Memorial stond. (Victoria was ‘removed’ en ook de palm voor het beeld had zijn beste tijd gehad)

In het park ook een gebouw dat eruit zag als een kerk, maar het bleek een studiezaal te zijn (geworden?) met een heerlijke rust. Ik miste mijn boeken. Dan had ik nu heerlijk een poosje daar kunnen gaan lezen.

Daarna ben ik naar de Sangam gegaan. Dit is de plek waar de Yamuna en de Ganges elkaar ontmoeten en als 1 rivier verder stromen. Hindoes geloven dat zich hieronder nog een derde (mythologische) rivier bevindt, de Saraswati. Ook deze voegt zich in. Dubbel dubbel heilig dus.

Er was weer veel gedoe bij het bemachtigen van een zitplaats in de boot. Het eerste bod was 1000 rupees (special tourist price), maar de Indiase familie die zich over me ontfermde bracht dit terug tot 60 rps.

De boot vaarde langzaam naar de plek. Onderweg passeerden we een kolonie zeemeeuwen, er kwam direct een bootje aanvaren waar we voedsel voor de vogels konden kopen.

Op de plek zelf was het een drukte van belang. Iedereen nam hier een ‘shower’. (Een ritueel bad in het zeer smerige water) men begreep gelukkig dat ik slecht foto’s wilde maken, maar haalde me toch over een hand water over mijn hoofd te gooien, ‘that’s also enough’.

Na de shower trok men schone kleren aan. De natte doeken werden op de boot gehangen, zij droogden tijdens de terugreis.

Eens in de 12 jaar verzamelen zich hier (bijna) alle saddu’s uit India. De Kumbh Mela. Dat was nu helaas niet het geval. Maar je kunt niet alles hebben en thuis kan ik kijken naar de prachtige film over de Kumbh Mela: ‘Faith Connections’.

Op de wal zwierf nog een eenzame saddu.

En er zaten kinderen, beeldig aangekleed, en waarom? (Waarschijnlijk om te bedelen, maar dat deden ze niet)

Vandaag ben ik naar het (geboorte) huis van Nehru geweest, de Anand Bhawan. Een prachtig huis dat nu als museum is ingericht.

Dit bezoek eindigde met een afknapper. In de bijbehorende boekwinkel lag tussen de biografie van de Boeddha en die van Einstein de biografie van Hitler. Ik ben enigszins geshockeerd naar de manager gegaan die mijn upset begreep. Ik heb er later nog ‘ns over nagedacht, er lag ook een biografie van Bose. Dit was de leider van de fel anti Engelse eng nationalistische en fascistische voorloper van de BJP. Hij zocht in de oorlog inderdaad toenadering tot Hitler als bondgenoot tegen de Engelsen.

Nou ja, ik blijf erbij dat een dergelijke biografie niet thuishoort in het huis van Nehru.

Wat betreft Indira, de dochter heb ik mijn mond gehouden. In haar huis, naast dat van haar vader, was een tentoonstelling over haar. Zeer pro. In de biografie, die tien jaar geleden verscheen wordt een beeld geschetst van een gehaaide, harde en onmenselijke politica.

Dit is de kamer waar de congrespartij werd opgericht en vergaderde.

Om (weer) tot rust te komen ben ik ‘s middags naar het Kushrou Bagh park geweest. Een enorm groot park, met daarin 3 tombes. Uit de glorietijd van de Mogols. Het was een prachtig park, lekker de monumenten bezocht en beklommen, af en toe kwam er een man met thee langs en heerlijk in de schaduw gezeten.

Naar Faizabad

Ik wilde eigenlijk morgen deze pagina over Faizabad/ Ayodhya maken, maar omdat de dag anders liep dan gepland en het een leuke dag werd hierbij het verslag.

Ik ben al vroeg naar Highway28 vertrokken om daar een bus op te pikken (of beter om door een bus opgepikt te worden) en was daar enigszins bezorgd om. Ik stap het liefst in een bus bij het beginpunt, dan is er plek, vaak vooraan en kun je de bagage kwijt. Als de bus eenmaal rijdt, zit hij vaak vol, of helemaal vol. Je moet dan vaak snel instappen en waar kun je dan zitten?

Nou ja, alle zorgen voor niets. Er stopte snel een bus, die was helemaal vol, maar ik kon op het bankje bij de deur van de kaartjesverkoper zitten.

In Goktapur moest ik overstappen. De volgende zorgen. Zachtjes uitgedrukt is het busstation een puinhoop. Op de heenreis had ik een uur met een groepje mensen de bus naar Kushinagar lopen zoeken. Maar ook dit ging nu anders. De kaartjesverkoper had me al gevraagd waar ik naar toe ging (waar ik vandaan kwam begreep hij niet Nederland?? En ook ‘Cruyff’ helpt niet meer), maar waar ik naar toe wilde, ja nu kon hij iets voor me betekenen. Bij aankomst in de chaos wees hij me op een al rijdende bus, ‘Faizabad!’ En maande spoed. Dus snel uit de bus en op naar de volgende. Gelukkig kwamen er meer mensen uit mijn bus en stopte de andere even. Ik werd weer naar binnen gehesen en naast een hoopje doeken gezet, waarin een heel oud gerimpeld vrouwtje zat.

Ze reisde met 2 jongemannen, die aan de andere kant van het gangpad zaten en mij maar meteen in de zorgen meenamen. Toen ze in Faizabad allemaal uitstapten bleek dat ze nog maar net kon lopen.

In Faizabad op naar het hotel dat ik via internet gereserveerd had. Daar wist men van niets. Een gesprek volgde en uiteindelijk kreeg ik de enig nog beschikbare kamer tegen de zelfde prijs als die van het internet enz. Het bleek een heerlijke, schone kamer te zijn. Toen ik om een handdoek ging vragen en meteen ook mijn complimenten over de kamer uitsprak, brak het ijs bij de receptie. Zij wilden me perse naar een bruiloft brengen, hier in de grote zaal. Ik voelde me wat opgelaten, een ongenode gast direct uit de bus, vies en stoffig. Maar nee, natuurlijk was ik welkom!

Dus wat hier volgt is een kleine reportage van de bruiloft.

Bij mijn binnenkomst zitten de familie en vrienden van de bruidegom aan de ene kant, die van de bruid aan de andere.

Op het podium vindt het ritueel plaats. Het was me eerst niet helemaal duidelijk wie de bruidegom was, maar de man met het mutsje is de geestelijke, die zong. Dit ritueel duurt ongeveer een uur.

Daarna trekt de bruidegom zich terug om zich te verkleden en wordt de bruid door haar moeder en familie de zaal binnengebracht.

Zij gaat ook op het podium zitten en alle vrouwen uit de zaal voegen zich bij haar. De mannen storten zich nu op het lopend buffet, en ik mocht, nee moest natuurlijk mee.

De vrouwen geven de bruid allemaal geschenken of geld.

Tenslotte komt de bruidegom weer terug in de zaal en wordt door de mannen gefeliciteerd.

Hij gaat ook op het podium, naast de bruid staan en de moeder van de bruid komt nu met een zilveren schaal vol voorwerpen, waaronder de ringen. Deze doet men bij elkaar om, en dan is het paar getrouwd.

Ayodhya

In Ayodhya stond de Babri moskee, gebouwd in de 15e eeuw. Aan het eind van de vorige eeuw riepen hindoe fanatici (onder bescherming van de huidige regeringspartij de BJP) de grond waarop de moskee stond uit tot de geboorteplaats van de god Rama. De moskee werd bestormd en verwoest en er braken in het hele land rellen uit waarbij 2500 doden vielen.

In 2002 keerden militante jonge hindoes terug van een bezoek aan deze plek en doodden 1000 mensen in Gujarat.

Er is inmiddels een tempel op gebouwd ter ere van Rama. De plek blijft onderwerp van geschil tussen moslims en hindoes.

En geen idee waarom ik hier naar toe wilde, maar ik wilde het zien. Ayodhya is een van de heilige steden en een van de zwerende wonden van India.

De hele binnenstad van Ayodhya wordt streng bewaakt door gewapende militairen en alle straten die leiden naar de tempels zijn voor verkeer afgesloten.

De tempel zelf was een bron van rust, mits je maar blij was met de tempel voor Rama. Het leek al met al op een bezoek aan de klaagmuur in Jeruzalem, een muur waarop ook de grote moskee rust. Weer twee geloven op een vierkante km die de waarheid claimen en dus weer veel conflicten. En wie is hier Rama?

Ik heb daarna wat door Ayodhya gelopen, een vieze en arme stad. Overal vuilnis, koeien en aapjes.

Daarna bezocht ik de tempel ter ere van Hanuman (de aap-god).

Hier gaven de gelovigen dozen met koekjes aan de god, deze werden later weer uitgedeeld.

‘sMiddags ben ik op zoek gegaan naar islamitisch Faizabad. Ooit was hier een bloeiende islamitische gemeenschap, hier en in de gebieden rond de Ganges-vlakte waren zij vaak in de meerderheid.

Het was veel zoeken en lopen in alweer een arme, stoffige, vieze stad. Een stad waarin iedereen arm was, hindoe en moslim.

Ik stuitte op een nieuwe kleine moskee waar een groepje vrouwen aan het bidden was. Het waren hartelijke vrouwen die me direct koekjes en thee gaven, maar geen woord Engels spraken (dat deed niemand in Ayodhya en Faizabad).

Daarna heb ik nog wat door de stad gelopen op zoek naar de bazar. Het was al met al een droevige toestand.

Het is toeval waar je geboren bent, alleen maar toeval en wat een verschil kan dat uitmaken.

En dan ook nog moslim in India anno 20017. Het lijkt me verschrikkelijk om hier, nu moslim te zijn.

Kushinagar (India)

Gisteren ben ik in Sonauli de grens met India overgegaan. Sonauli is een echte grensplaats, maar ik heb er geen bank of atm gezien. Wel werd me diverse malen geld te wisselen aangeboden, maar dat was dus niet nodig.

Bij deze poort is het douane kantoor van Nepal, er was een groep van 40… Koreanen voor me, waarvan er een ook nog vergeten was het visumaanvrage formulier te tekenen, en het zoeken naar hem vertraagde de voortgang. De sfeer in het bureau was uitgelaten, 40 keer de visumkosten, de mannen konden hun geluk niet op en in de blijdschap kreeg ik, als vertrekkende, snel ook ‘even’ het stempel.

Daarna liep je door de poort, naar de volgende poort waarop staat ‘Welcome in India’ en moest ik eerst door ‘poortjes’, zomaar midden op straat, werd ik gefouilleerd en moesten de mensen voor me al hun bagage uitpakken. Maar ik gelukkig niet. Achter dit al was het Indiase douanekantoor, met de gebruikelijke chaos en puinhoop. Er stond een computer, die na intoetsing van mijn gegevens mijn visum aanvrage + foto! vertoonde. Ik mocht het land in.

Daar de bus naar Gorakhpur genomen, waar ik moest overstappen op de bus naar Kushinagar.

Hier is de bus nog leeg, hij zou snel erg vol worden. En hij was ook veel viezer dan op de foto.

In Kushinagar werd ik bij de hoofd (en enige) straat afgezet en was het nog een korte wandeling naar het hotel. Daar is het nu een enorm lawaai op de gang. Dus ben ik er even naar toe gegaan om te vragen ‘what is happening?’ ‘Cleaning! zei een van de mannen opgewonden, tourists are coming from Taiwan, we have to clean’. Laten we maar hopen dat er vaak toeristen komen, hier in Kushinagar.

Het plaatsje ademt een heerlijke rust uit. Er zijn 3 plekken te bezichtigen en er is een interpretate centre. Hier wordt een documentaire vertoond over het leven van de Boeddha en zijn sterven. Dat was hier in Kushinagar. En dus zijn er weer veel groepen zeer gelovige pelgrims.

Dit is de grote en belangrijkste stupa die staat op de plaats waar hij gestorven is en naar het Nirvana vertrok.

Hierbinnen ligt een groot beeld van de liggende Boeddha. De sfeer is hier gelovig en geëmotioneerd. Er braken zelfs enige dames in luid snikken uit. Aan de kant zitten monniken, die (alweer) geld krijgen.

Er zijn veel groepen uit veel landen. Eerst loopt men enkele keren rond de stupa, dan (als er plaats is) gaat de groep naar binnen, offert, legt het kleed over het beeld (dit wordt er even later weer door monnik afgehaald) en gaat zitten in meditatie verzonken. Het is een komen en gaan. Hier komt een groep zuid Koreaanse nonnen aan.

De kwaliteit van het beeldhouwwerk van de beelden, laat veel te wensen over. Zeker als je het vergelijkt met het prachtige beeldhouwwerk op andere plekken uit de tijd van de Boeddha.

Maar de sfeer is erg sereen, ik kan me hier er wel iets bij voorstellen, de Boeddha trekkend door dit gebied, met als het uiteindelijk einde van zijn leven hier in Kushinagar.

Naast de plaats waar hij gestorven is, is er ook nog de plek waar hij voor het allerlaatst water dronk. Wederom geen al te bijzonder beeld en het staat achter tralies.

Tenslotte is er de stupa gebouwd op de plek waar hij gecremeerd is. Perhaps zegt het Indiase bord. Want niets is echt helemaal zeker hier.

En liggen er her en der verspreid in het gebied opgravingen van kloosters, stupa’s enz.

En zo heeft ieder zijn eigen geloof, ook de boeddhisten hier uit Vietnam, Myanmar, of Sri Lanka, ze hebben allemaal hun eigen echt ware geloof en ze hebben geen contact met elkaar, laat staan over hun geloof. Ieder het zijnde, of hare. Gecreëerd of verteld.

Lumbini (75 meter)

Gisteren ben ik met het vliegtuig in Bhairahawa aangekomen en vandaar naar Lumbini gereisd. Lumbini ligt in de Terai, de laaggelegen vlakte van Nepal. Het is hier tropisch warm en er is geen berg meer te zien.

In Lumbini (zegt het verhaal) is de Boeddha geboren. In tegenstelling tot Bod Gaya (waar hij de verlichting kreeg) is dit een rustig slaperig plaatsje. Er is nauwelijks een westerse toerist te zien, laat staan een mediterende (vrij dominant in Gaya aanwezig) en de enige bezoekers zijn pelgrims uit de omringende boeddhistische landen.

‘De plek’ ligt midden in een heilige tuin, en over ‘de plek’ is in 2002 de tempel gebouwd, hij straalt niet veel uit. ‘De plek’ wordt gemarkeerd door een steen en een sculptuur. Keizer Ashoka heeft ooit deze steen als ‘de steen’ benoemd.

Naast de tempel staat de pilaar van keizer Ashoka. Deze keizer was een tijdgenoot van de Boeddha en bekeerde zich (na eerst enige weerstand) tot het boeddhisme. Ook het hek rondom de pilaar wordt met bladgoud beplakt.

Ik stond in de rij voor het bezoek aan de Maya Devi tempel tussen een grote groep pelgrims uit Myanmar. Ze waren ontzettend blij dat ze Lumbini konden bezoeken en dat ze naast mij stonden. Hun reis was georganiseerd dood shrine express (stond er op hun tasje) ze werden begeleid door enkele monniken en gingen na het bezoek langdurig in gebed. (Ik heb nog even gedacht de Rohinghya’s met de monniken te bespreken, peace…… maar wie ben ik dat te doen, en ze waren zo gelukkig, eindelijk het land uit, eindelijk op pelgrimage).

De steen is nauwelijks te zien, hij ligt diep onder de grond en is bedekt door een glasplaat en dit alles wordt bewaakt door soldaten die de gelovigen (die in vervoering raken) tot doorlopen manen. Rondom dit al staat een muur die ook door blaadjes bladgoud bedekt is, die er door de pelgrims op worden gewreven. In Mandalay staat een tempel met een beeld, dat 3x per jaar door een nieuw vervangen moet worden, dan is het nml in een enorme klomp goud veranderd.

Mijn Myanmarese buurman wilde Rupees offeren (de grond ligt er mee bezaaid) en vouwde van het biljet een vliegtuigje. Dit kwam bijna weer bij ons terug. Hij was een beetje oud en dementeerde waarschijnlijk. De anderen schermden hem van de mensen af en keken verontschuldigend naar mij en de soldaten bij het gooien van het vliegtuigje.

Via de uitgang van de tempel kom je op een grote plaats met bodibomen. Deze zijn allemaal met elkaar verbonden door een zee van gebedsvlaggen. Tot mijn verbazing zat er rond de grootste bodiboom een kring van hindoe saddu’s.

Dit gaf een gezellige oecumenische aanblik, maar de saddu’s werden een kwartier later door de soldaten gesommeerd te vertrekken.

Ondertussen liepen de pelgrims enigszins verdwaasd rond de boom en de saddu’s.

De tempel staat in een enorm park, waar nog volop aan gebouwd wordt. De Thaise regering sponsort dit enthousiast, ook bv door dit beeldje: de Boeddha in zijn kinderjaren.

In het park heeft ieder zich boeddhistisch respecterend land tenminste 1 tempel.

(de Tibetanen hebben er bv 5, voorzover ik kon tellen en Thailand laat zich ook niet onbetuigd).

Ik heb de Chinese, een Tibetaanse en de Koreaanse tempel bezocht, deze waren erg mooi.

Dit is in de tuin van de Chinese tempel.

In de Koreaanse tempel

En ik kon het natuurlijk niet laten van deze prachtige bougainville voor de Tibetaanse stupa een foto te maken.

Dwars door het park loopt een soort kanaal van 5 km lang. Er varen bootjes in, waarin de pelgrims worden rondgevaren na het uitvoeren van de verplichte rituelen. Aan het eind van dit kanaal ligt de grote vredespagode gebouwd door Japan. Er valt veel over te zeggen, dus hierbij het bijschrift. Dit zegt voldoende.

Ik heb de hele ochtend door het park gelopen, dit was heerlijk. ‘s Middags heb ik fruit gekocht, alvast wat (zwarte) Indiase Rupees gewisseld (de banken hier willen geen Nepalese Rupees wisselen en hebben geen Indiase). Bij de grens is waarschijnlijk geen bank. En ik heb vervoer voor morgen geregeld. Dan vertrek ik naar Kushinagar, de plaats waar de Boeddha gestorven is.

Toen ik naar het hotel terugliep kwam er een groep apen aan, grote mannetjes, moeders met kleintjes en ze staken hup de weg over. En ik realiseerde me, ik ben uit de bergen, terug op de laagvlakte.

Terug naar Lukla, naar Kathmandu

De weg terug begon eerst met een heerlijke wandeling langs de meren van Cokyo. Daarna lang langs een berghelling, op en neer. Geslapen in Dole, waar het licht weer zo mooi was, vlak voor zonsondergang.

En zodra de zon weg was, werd het koud en moest de kachel gevuld worden (met yakmest).

De volgende dag ging het op naar Namche. We kwamen nu van de andere kant en hadden een prachtig uitzicht op het klooster van Thyanboche, dat vlak boven het dorp ligt. 2,5 week geleden klommen we ernaar toe.

Een afbeelding van Padmasambhava op de laatste hoge pas, de Nongla (3950m), Padmasambhava bracht het boeddhisme naar Tibet en Nepal.

En tenslotte was daar nog een wel aangekondigde, maar toch nog onverwachts zware klim naar Namche Bazar. Ondertussen was de natuur veranderd, de herfst kwam eraan en er vlogen vlinders op het pad.

Vanaf Namche zouden we in het kader van een rustige terugtocht….in twee dagen naar Lukla lopen. Na 5 uur ontspannen lopen kwamen we op de slaapplek aan en bleek dat we mooie kamers hadden, met op het (gezamenlijke) toilet zelfs toiletpapier. Het leek wel vakantie.

Toen we om half drie aan de lunch zaten, werd Lakpa (de sherpa) gebeld: er was iets met de luchthaven in Kathmandu en met de vliegtuigen, morgen en overmorgen zouden er geen vliegtuigen vanuit Lukla naar Kathmandu vliegen enz enz, kortom: gedoe. Hij ging vooruit naar Lukla. Zou proberen de tickets naar morgen om te zetten en of wij slowly, slowly, doch gestaag, wilden volgen. Weg toilet met toiletpapier!

Dit werd een prachtige tocht. Helemaal het Nepal waar ik 35 jaar geleden (……..alweer) verliefd op werd. Nepal, vlak voordat de avond valt. De geuren, de kleuren, de geluiden, de ondergaande zon. Het was allemaal prachtig.

Precies om half zes bereikten we de poort van Lukla. Vlak voordat de avond viel.

En de volgende dag, met de verzette tickets waren we om 10 uur op het vliegveld, kwam het vliegtuig er om 1 uur aan en gingen de piloot en stewardess eerst lunchen. Daarna vertrokken we om kwart over 2.

Er kunnen 21 personen in het vliegtuig en per persoon mag je 15kg meenemen. Ik zat vlak achter de piloot. De vertrekbaan is kort, het toestel moet in korte tijd snelheid bereiken en aan het einde houdt de baan op en vliegt het toestel het dal in, en moet dan omhoog!

Werelden

Met het lange wachten kon ik de gang van zaken rond het vliegveld bekijken. Dit is de plaats waar alle goederen verdeeld worden over de dragers/draagsters. Hierboven is een terras. De werelden van het westen en Nepal komen hier zo vaak zo dicht bij elkaar. En raken elkaar dan net niet. Geen toerisme betekent geen inkomsten voor veel mensen. De prijs is ontzettend hoog. Tegelijkertijd vraag ik me af of de leefomstandigheden van de allerarmsten de afgelopen 20 jaar verbeterd is.

No mani but money

Na het klooster Thyanboche zijn er langs de route geen dorpen meer. Ook zie je geen manistenen in het landschap of stupa’s. Ik heb nauwelijks oorspronkelijke bewoners gezien. Veel is commercieel. (En daarmee vaak van mindere kwaliteit). Voor alles moet je extra geld betalen, bv warm water of elektriciteit. De lodges vormen een soort nederzetting, deze gaat na half december dicht en de mensen die erin werken vertrekken naar Kanthmandu tot dat het voorjaarsseizoen weer begint. Tot Lobuche (ongeveer op de helft) is het ontzettend druk met mensen. Richting Cokyo en daarna is het weer rustig.

De sherpa’s zijn onder deze veranderingen zichzelf gebleven; vriendelijk, zacht, behulpzaam enz. Het is mij een raadsel hoe ze deze waarden in die snel veranderende wereld hebben kunnen behouden.

Het was soms zwaar en altijd de moeite waard. Het lichaam was al bezig alles te verwerken, nu de geest nog.

De laatste dag in Kathmandu bezocht ik Boudhanath, de grote boeddhistische stupa in de vallei.

De stupa staat er weer prachtig bij. (Hij was bij de aardbeving geheel verwoest).

En de gebedsvlaggen wapperen weer in het zonlicht, de wind neemt de gebeden mee. Misschien wel naar de bergen, waar volgens de sherpa’s de goden wonen.

Dit is het laatste bericht van de tocht. Ik zit inmiddels in Lumbini, aan de grens met India. Deze laatste berichten heb ik in Kathmandu en hier gemaakt, zodat ik ‘klaar’ met India kan beginnen.

Naar Cokyo (4750 meter)

Vandaag staken we een gletsjer over. Van het ijs was weinig te zien, het was bedekt met zand (heuvels) en puin. De tocht ging eerst een half uur over de morenen (aan de zijkant), daarna was het afdalen en de vlakte op.

We deden twee uur over de oversteek. Onderweg kwamen we voorbij een meer met (bestoft) ijs. Alles is hier bestoft.

Daarna was het weer omhoog, waarna het uitzicht op Cokyo prachtig was.

Cokyo ligt aan een meer met prachtig azuurblauw, ijskoud water.

Er wordt driftig gebouwd in Cokyo, het heeft alles om een prachtig ‘resort’ te worden, ware het niet dat het hoog ligt, slechts op 2 dagen lopen vanaf Namche Bazar. En als je van Namche komt, met 1500 meter hoogteverschil is er weinig te genieten.

Het bouwmateriaal kan er niet per helikopter bezorgd worden, dus wordt dit allemaal door mensen de bergen op gedragen. De hele weg vanaf naar Lukla kwamen we dragers tegen met bouwmaterialen. (wij liepen ‘naar beneden’, in vier dagen).

Het is altijd weer schrijnend dragers te zien en het went nooit.

Het was een heerlijke lodge in Cokyo, met zalig eten. Het vroor er hard, ik kreeg ‘s ochtends het ijs op de emmer met waswater niet kapot en toen ik het ijs van het doorspoelwater kapot aan het hakken was, gleed de tandenborstel (die ik tussen mijn tanden geklemd had) uit mijn mond en viel in het toilet en verdween er soepeltjes is.

Tot dan toe geen dier gezien. Soms hoorde je een vogel. En toen, op weg naar (en in) Cokyo verschenen opeens deze vogels.

De Dzongla pas (5300 meter)

Het was koud vannacht, en zou nog veel kouder worden.

Ik ben weer opgeknapt (voorzover je daarvan kunt spreken op 5000 meter hoogte), de groep is doodmoe (waarvan 2 geheel kapot) gistermiddag teruggekeerd en we gaan weer verder, op weg naar de lodge onderaan de pas.

Is dit landschap schuldig? Dat zoveel sterven heeft meegemaakt. Natuurlijk niet, de klimmers doen het zich alleen zelf aan. Het landschap is aanwezig – onleefbaar – prachtig – onbeheersbaar – ongrijpbaar en hard, zo hard.

Je ziet de bloempjes bijna worstelen om te kunnen overleven.

In de lodge aangekomen is het water om de wc mee door te spoelen bevroren. Het is sowieso gevaarlijk om naar de wc te gaan, omdat de hele vloer rondom het hurk-toilet bedekt is met een laag ijs. En ook de douche (wat daar voor doorgaat) is bevroren.

‘s Middags komt er een groep van de pas af, zij storten zich collectief op de banken en gaan daar uitgeput op liggen. Ik neem me voor dat als ik het haal ik in de volgende lodge ook zo heerlijk mag gaan liggen. Het liefst in de zon.

De volgende dag staan we om kwart over 5 op, al het water is bevroren. Het ontbijt, pap met thee en koffie (plaatselijke) smaakt goed en er gaan 2 chappatis en 2 hardgekookte eieren mee voor boven op de pas.

We vertrekken om 6 uur.

Het is wel licht, maar de zon is nog niet over de berg heen. In de loop van het eerste uur kruipt hij tevoorschijn.

s’Nachts hebben we op de berg een lichtje gezien, daar bivakkeren bergbeklimmers. Overdag zijn ze niet te zien.

Onze tocht gaat eerst over een ‘pad’ met stenen, dit ‘pad’ verdwijnt en de stenen worden groter. Uiteindelijk wordt het met handen en voeten omhoog klimmen. ‘Boven’ gaat het links om de hoek en wordt het klimmen via rotsen met ijs. Tenslotte bereiken we een gletsjer die moet worden overgestoken.

Er is een spoor, maar dat is verijst.

Als we de gletsjer over zijn komt een laatste klim over rots-sneeuw-ijs omhoog naar de pas, waar de gebedsvlaggen wapperen. Daar krijgen we een kwartier om uit te rusten en foto’s te maken.

Met Lakma en Kayi, ik denk niet dat ik het zonder hen gehaald zou hebben.

Daarna eet ik mijn eieren op.

Daarna gaat de tocht verder alweer een prachtig dal in, nu naar beneden, weer via rotsen-ijs-sneeuw. Langs een enorme sneeuwwand met stenen. We moeten hier voorbij zijn voordat de zon erop gaat schijnen, want dan gaat het dooien en kunnen er stenen wellicht op ons vallen. Dus ook nog doorlopen……

Het terrein werd minder steil en ook het pad werd duidelijker. Eenmaal nog naar beneden en weer omhoog en over dit kammetje begon het laatste pad naar de lodge. Dat was nog een heel stuk langs een stroompje. We komen er om 2 uur aan.

Daar is de douche bevroren, maar er staan banken waar ik heerlijk in de zon op ga liggen. Er landt nog een helikopter om een zieke op te halen. Ik wil, kan en hoef niet te gaan kijken.

Over grenzen, van 4000 meter en die van mezelf

Intermezzo uit Kathmandu

Mijn neus is al 1,5 week verstopt. Ik vermoed dat het een allergie is, ik ben namelijk allergisch voor stof. Soms heb ik er ‘s nachts bloedneuzen van, hoesten doet pijn en soms voel ik me een beetje koortsig. Maar het is hier 24 graden, dus ja, wanneer is het koorts?

Ik ben inmiddels verslaafd geraakt aan mint snoepjes en slinger er ‘s nachts met gemak een rol closetpapier door. En de stem verlaat me vaak. Eergisteren moesten we hals over kop doorlopen naar Lukla om daar een dag eerder het vliegtuig te kunnen nemen, dat verhaal komt nog. Maar zo ben ik wel een dag extra in Kathmandu. Of dit veel uitmaakt voor de keel en luchtwegen (die waarschijnlijk half zijn dichtgeslibd door het stof) betwijfel ik, want iedereen rochelt hier, maar ik kan deze dag nu wel rustig aan doen. Krantje lezen op het balkon en boodschappen doen in een enorme supermarkt. Nivea, de chips, al die merken, ze zijn een wereld aan het winnen hier. Toen ik weer terugkwam met een pond snoepjes, zakdoekjes, tissues en 6 sinaasappels (‘fruit from Thailand’) stonden er 3 rollen closetpapier in de kamer klaar. Dus ik kan er weer tegenaan.

Naar Dingboche (4410 meter)

En weer een prachtige tocht door dat onwaarschijnlijke landschap. De tocht voerde langs een berghelling met zicht op sneeuwbergen en morenen.

Ik vond dat we wel erg snel stegen, maar ik was hierin de enige. Dus doorgaan maar, we zien (en voelen) wel.

Zonsondergang in Dingboche, de wereld was alweer zo mooi.

De volgende dag stond er een acclamatiseringstocht op het programma, op naar een heuvel? naar een berg? Het was 5000 meter hoog, maar de verhoudingen zijn geheel anders hier. De omliggende bergen zijn allemaal minstens 7000 meter.

Wij moesten bijna 600 meter stijgen. Er liep een mooi pad, dat regelmatig onvindbaar was. Het kostte me moeite zo naar boven te gaan, maar ik heb het gehaald. En het uitzicht was weer prachtig.

Naar beneden ging het voorzichtig en langzaam (veel los zand, steentjes enz). Daar nam ik ook nog de verkeerde afslag en werd even later teruggehaald, dus weer even omhoog.

Terug in de lodge heb ik mijn haar gewassen. Met warm water!

A field of stupa’s

Via een dal met alweer (ik zal het vanaf nu niet meer zeggen) prachtige vergezichten op wonderschone bergen, bereikten we een restaurantje aan de voet van een pas. Daar heb ik twee chappati’s met twee hardgekookte eieren gegeten, dat smaakte heerlijk. Daarna was het een lange klim omhoog en bereikten we dit veld met stupa’s.

Een indrukwekkende plek. Voor veel van de gesneuvelde bergbeklimmers op de Mount Everest is er hier een gedenkstupa opgericht, soms met hun lichamelijke resten hieronder begraven. Er liggen beroemdheden en anonieme, niet meer te identificeren klimmers.Je vraagt je af of dit het waard is, zoveel risico’s te lopen, zover te gaan.

We lopen door een haast doods, onwerkelijk landschap. Een landschap dat zoveel heeft meegemaakt. En de natuur is hier zo oppermachtig, zo sterk.

Hierna was het als het ware ‘de hoek om’ en kwamen we in een ander dal. Na een lange tocht hierdoor heen kwamen we tenslotte in

Lobuchi (4950 meter)

Ik heb hier al minder last van de hoogte, maar het hijgen blijft. ‘sMiddags beklimmen we een kleine heuvel en hebben dan uitzicht op de uitloop van een gletsjer van de Mount Everest. Alweer een onwerkelijk, het lijkt wel doods landschap. Nu een enorme stroom puin, morenen en ijs. Heel in de verte ligt de gletsjer,

Na een nacht slapen, het is hier ijskoud, gaan we de volgende dag op weg naar Korecheb, om vandaar het basiskamp van de Mount Everest te bereiken. Als we een heuvel naderen, die weer beklommen moet worden, sta ik stil en het lukt me niet om verder te gaan. Ik heb die nacht slecht geslapen, werd regelmatig hijgend, naar adem happend wakker en de hoofdpijn gaat ook niet over. En ik heb al zoveel moois gezien. Ik wil terug naar de lodge en ga dan ook. Kayi, de sherpa brengt me. Als hij daar aangekomen is en een kom noedelsoep eet krijg ik direct trek en eet ook een kom soep op.

De lodge is, op een man na, leeg en er wordt schoongemaakt. De man hangt half, suf op de bank en zegt dat het beter is om lager te gaan. Ik zit verder die ochtend op een stoeltje buiten in de zon en doezel wat. Ondertussen vliegen reddingshelikopters af en aan. De eigenaar van de lodge heeft een radioverbinding met de piloten en de gesprekken gaan de hele tijd door. Na de landing worden de materialen voor de lodge uitgelaten en strompelt de zieke, vaak ondersteunt, de helikopter in. Dit alles met draaiende wieken. Binnen vijf minuten vertrekt de helikopter weer.

‘sMiddags ga ik naar mijn kleine eenpersoons kamertje en daar schijnt de zon in! Ik had geen groter geschenk kunnen krijgen. Ik lig de hele middag heerlijk warm te lezen in de zon.‘s Avonds blijken er meer mensen door ziekte geveld. Er zitten drie Nederlandse alpinisten, die ook geen pap meer kunnen zeggen. De volgende dag gaan we met zijn vieren op zoek naar een koffietentje, dat in dit door God verlaten oord, op de rand van de wereld, zou moeten zijn. Ik houd het maar op thee, maar wel met appeltaart. Het gaat dus weer goed met me. En daar bespreken we ook, dat wehet nu nog kunnen’, tja, ondertussen landt er weer een helikopter.

Thyanboche (3800 meter)

Na Namche Bazar begon de tocht ‘echt’. De lodge in Namche zou de laatste redelijk schone blijken te zijn. Vreugde, toen ik er na twee weken terugkeerde. Een schoon bed en een douche die het deed met lauw water.

Eerst klommen we uit het dorp, daarna was het lang vals plat. Na de lunch ging het steil omhoog. Onderweg veel toeristen (in beide richtingen) en yak karavanen, de dieren volgeladen met spullen. Thyanboche is een klooster, waar eens per jaar het Mani Rimdufestival worst gehouden.

Het klooster ligt hoog op een berg, strategisch (altijd strategisch) met zicht op twee dalen.

Bij onze aankomst werd er door de monniken gedanst. Alvast ter voorbereiding van het festival.

De dag erna zou het hoogtepunt zijn: de zegening door de lama.

Het was koud in Thyanboche (het zou later nog veel kouder worden). Hier maakte ik kennis met de kachel. In het midden van de eetzaal (de centrale en enige gezellige plek in de lodge) staat een kachel. Deze wordt gestookt met hout (als dat er is) of yakmest. Dat laatste geeft een speciaal aroma……)

Het romantisch effect ontstaat door de kou, de lens beslaat. Ook lopen de batterijen snel leeg door de kou en hoogte.

‘s Nachts stoppen we ze daarom in de slaapzak, evenals de kleren voor de volgende dag.

Het was onduidelijk hoe laat de feestelijkheden zouden beginnen, dus ben ik met een groepje de heuvel opgegaan, voor een kleine wandeling. daar was daar ook het eerste herinneringsbord ter ere van gestorven bergbeklimmers. Er zouden er nog veel volgen.

‘sMiddags begon het feest dan echt. Allereerst met een optocht vanuit het klooster naar de plaats van ceremonie.

Deze gemaskerde man loopt voorop. Om de boze geesten af te leiden.

Inmiddels had de plaatselijke bevolking zich verzameld om de zegen van de lama te krijgen. Dit was een oude broze man, die ondersteund door twee monniken de 200 meter liep. Hij las de gebeden op door een enorm vergrootglas, verlicht door een modern halogeen lampje. Zou hij de volgende winter nog wel halen?

Er waren veel mensen uit de omliggende dorpje gekomen, die allemaal netjes zaten te wachten op hun beurt. Ondertussen werden er koekjes en iets te drinken uitgedeeld.

Omdat ik ‘er toch was’ samen met Kayi (een van de sherpa’s) en Marcello, een groepslid ook de zegening ontvangen. Dit was nog veel gedoe. We stonden op een gladde berghelling in een grote groep en er was veel gedrang en er ontstonden ruzies. Maar…. oudere vrouw….. de monnik die de menigte met een stok in bedwang hield liet me voor gaan, Marcello zei vlug dat hij mijn zoon was (nou ja! We scheelden maar 15jaar) en Kayi volgde ons snel.

De foto is zoals het hoort, sjaaltje, snoep en geld, alles wordt aan het klooster gegeven. De monniken mochten als eerste bij de lama komen. Zij kregen de offergaven van de bevolking.

Na de zegening, zonder geld, zonder sjaaltje, kregen we een onduidelijk watertje op de handen gegoten, waarvan ik niet begreep of ik het moest opdrinken of er de handen mee moest schoonmaken. Daarna volgde een hand vol tsampa balletjes (gerst) en wat rode balletjes, ook geen idee wat dit was en waarvoor het diende.

Maar Kayi was blij!

Van al dit eten heb ik niets overgehouden, dus trokken we de volgende dag ‘ gelouterd’ verder. Het zou nog hoog en zwaar worden en ontzettend mooi blijven.